Posted: 03 Jan 2002 | h-en-s
Is onder paars religie verbannen uit het politieke debat? Daar wordt vaak op gezinspeeld. In dit derde interview rond religie en het publieke domein praat ik met Jet Bussemaker over de plaats van religie in het politieke debat. Jet Bussemaker is lid van de PvdA fractie in de Tweede kamer en doceert politieke wetenschappen aan de Vrije Universiteit. Vorig jaar diende zij samen met Leen van Dijke een initiatiefwetsvoorstel in over de rechten van werknemers op een vrije dag, in de wandelgangen vooral bekend als de wet op de zondagsarbeid.
Heerst er onder paars een taboe op religie? “Dat kan ik niet zeggen, ik ga niet over individuele kabinetsleden en ik zou van de meesten niet eens weten wat hun religieuze achtergrond is.” Maar dat bevestigt dan in feite die kritiek. “Maar dat vind ik niet zo relevant. Ik heb zelf geen religieuze achtergrond of overtuiging en het ideaal van de PvdA is meer een humanistisch ideaal. Wat ik wel relevant vindt en wat ik mis bij kabinetsleden in het algemeen, is de bevlogenheid en dat is belangrijker. Ik ben het vaak met Jan Pronk oneens, maar hij is wel bevlogen. Herfkens heeft dat op haar manier ook.”
Met de oorlog in Afghanistan hebben eerst Rick van der Ploeg en daarna Jan Pronk uit persoonlijke gedrevenheid bedenkingen geuit ten aanzien van de bombardementen. Je haalt wel wat over je heen op die manier. Botst gedrevenheid niet met de politieke spelregels?
“Aan de ene kant vindt ik dat bij kabinetsbeleid hoort dat je moeilijke beslissingen neemt en die samen draagt. Binnenskamers moet je alles kunnen zeggen, maar als er uiteindelijk een besluit is genomen, zeker als dat een moeilijk besluit is, moet je dat naar buiten toe als een visie uitdragen. Anderzijds moet je mensen, ook kabinetsleden, geen slot op de mond willen doen, en is het goed dat van der Ploeg en Pronk lieten zien dat zij worstelen met dilemma’s waar ook veel burgers mee worstelen”
Die spanning tussen iemands personlijke gedrevenheid of overtuiging en de politieke standpunten is inherent aan het politieke spel. Ook binnen de PvdA-fractie speelde dat bij de kwestie van het homohuwelijk waar een lid uiteindelijk tegenstemde. Hoe ga je daarmee om?
“Als je het niet met een fractiestanpunt eens bent, dan moet je dat altijd voor je collega’s inzichtelijk maken. Ik kan het begrijpen als iemand dat op grond van religieuze standpunten doet, maar ik zie dat als individuele overweging. In die zin ben ik wel paars. Religieuze overwegingen zijn voor mij in zo’n discussie privé; je kan ze anderen niet opleggen.”
Dat wil voor Bussemaker echter niet zeggen dat die religieuze overtuigingen niet in het debat naar voren mogen komen. Je moet het in ieder geval benoemen in je bijdrage. Maar wat belangrijker is, is of je met anderen die vanuit heel andere visies en overtuigingen denken toch een gemeenschappelijke redenering kunt opzetten. Samen met Leen van Dijke van de ChristenUnie diende zij vorig jaar een initiatiefwetsvoorstel in dat de zeggenschap van werknemers over hun arbeidstijden, in het bijzonder ten aanzien van werken op zondag, vergroot. Waarom uitgerekend met hem?
“Er was het probleem gesignaleerd dat mensen op zondag gedwongen werden te werken, ten koste van bijvoorbeeld de kerkgang. Bert Bakker van D66 stelde toen voor dat mensen uitsluitend op religieuze gronden konden weigeren. Leen van Dijke en ik werden toen door journalisten naar onze mening gevraagd. Leen vond het belachelijk omdat religie dan een uitzonderingsgrond wordt en dan moet je eerst maar bewijzen dat dat voor jou geldt. Ik zei: ‘Dat voorstel van Bakker is niet goed, want iemand die naar de kerk gaat hoeft dan niet op zondag te werken, maar degene die wil voetballen en die vastzit aan afspraken met andere mensen, die moet wel gaan werken.’ Iedereen moet recht hebben op een dag waarop je arbeid kunt weigeren. Een ‘paarse’ oplossing zou denk ik geweest zijn: dan bepaalt iedereen zelf zijn rustdag. Maar dat strookt niet met de organisatie van de samenleving, die geeft ook een collectief ritme aan. Als je het allemaal individueel bepaalt dan heb je problemen met het werk, want dan moet een werkgever zeven dagen per week de werkplek open stellen. Maar je hebt ook problemen met de voetbalclub: die heeft 11 mensen nodig. En dan zijn er nog de winkels en andere voorzieningen: moeten die dan allemaal ook op zondag open zijn?
“Leen en ik hadden allebei onze eigen overwegingen, maar we deelden het doel van een collectieve dag buiten de arbeidsdiscipline en we konden dat ook goed samen beredeneren.”
Binnen de coalitie die meer op de markt georiënteerd is, was voor zo’n wetsvoorstel geen voedingsbodem. Die was er wel tussen twee tradities van politiek denken die beide de kwaliteit van de samenleving centraal stellen boven de eisen van de markt. Het is dus heel belangrijk, dat je in staat bent om met verschillende uitgangspunten een gemeenschappelijk verhaal op te bouwen. Dat kan kan ook verrijkend werken. Je moet in de politieke discussie juist dat gemeenschappelijke zien te vinden, ook met degene die op bepaalde punten volstrekt andere, en soms volgens jou verwerpelijke ideeën heeft.
“Ik vind het standpunt van de SGP dat vrouwen geen lid van de partij mogen worden volstrekt verwerpelijk en ik zou dat heel makkelijk af kunnen doen als een achterhaalde of een principieel onjuiste religieuze positie die zij innemen. Maar dat is wel heel makkelijk. In het debat over het emenacipatiebeleid mede naar aanleiding van de uitbrander die Nederland van de VN heeft gekregen over de SGP probeer ik te begrijpen waarom de SGP dat standpunt heeft en wil ik weten hoe zij denken dat anderen in het publieke domein over hun denken. Ziet de SGP niet dat door deze insteek vrouwen zich gesschoffeerd voelen;
mogen vrouwen niet zelf uitmaken wat hun rol is? Ik denk dat ik toen toch een heel boeiende discussie met Kees van der Staaij van de SGP heb gehad.
“Maar ondanks dat zie ik niet hoe ik met de SGP die hierin zover van mij afstaat een gemeenschappelijke redenering kan opbouwen. Het verschil in uitgangspunten is te groot, ik kan alleen van afstand proberen te begrijpen wat hun redenering is.”
De publieke en politieke discussie wordt steekhoudend als de bevlogenheid en de inspiratie — en die kan maar hoeft niet religieus te zijn — van mensen naar voren wordt gebracht en als die ook wederzijds wordt bevraagd. Op dat punt mist het tegenwoordige kabinet in de ogen van Bussemaker inderdaad bevlogenheid. Er is geen duidelijk ideaal waar de ploeg zich op richt, maar alles wordt onder de metafoor van markt tegen elkaar geruild. De een krijgt een beetje zijn zin hier, zodat de ander dan elders zijn zin krijgt. Aan de ene kant worden meer voorzieningen gecreëerd, aan de andere kant wordt er verder geprivatiseerd. “Op die manier hoef je niet te vechten om met een gezamenlijke visie op de samenleving te komen. Het beeld wordt daarom flets. Hoewel mij op veel punten liever dan indertijd met de bij aanvang al onbegrijpelijke compromissen van het CDA”.
In de maatschappij zelf ziet Bussemaker wat dat betreft wel een
kentering.
“Bij de multiculturele samenleving hoort ook het conflict en dat moet je vooral niet uit de weg gaan. Links wilde dat altijd graag met de mantel der liefde bedekken: we zijn allemaal gelijk, laten we respect voor elkaar hebben, laten we alles maar leuk multicultureel doen. Maar multicultureel is niet altijd zo ‘leuk’. Al die nieuwe gerechten die we nu kennen zijn wel leuk, maar wat moet ik met vaders die hun dochters thuishouden omdat ze niet naar school mogen? Dat botst met mijn emancipatoire invalshoek. Het conflict moet je niet uit de weg gaan, daar moet je met elkaar over debatteren op de plekken waar mensen leven, in de maatschappij. En dan zie je dat je juist in de multiculurele samenleving de rol van religie in het oog moet houden en
serieus nemen. Kerken, moskeeën, synagogen, en in Amsterdam ook de Chinese tempel op de Gelderse Kade, fungeren als bindmiddel. Hier ontmoeten mensen elkaar en vindt het debat plaats.”
Posted in Column
Tags: democratie, publiek, religie