toerisme

Het terrastafeltje van de toerist: een drankje en folders van wat er in de stad te doen is.
Immanuel Kant kon indringend schrijven over het verhevene of sublieme in de natuur — de bergen etc. — zonder ooit een stap buiten de grenzen van Königsberg te hebben gezet. Daarmee duidde hij heel accuraat de beweegreden van de toerist aan (die toen nog niet bestond) en zei tegelijk dat die toerist helemaal niet hoefde te bestaan. Of is het sublieme een kwaliteit die letterlijk aan iets toegedicht wordt, maar niet veel realiteit heeft.
Rond de tijd van Kant komt het toerisme op gang, weliswaar voor een relatieve elite, maar mensen gaan zich verpozen in andere streken dan waarin zij zelf wonen. Een belangrijke inspiratie voor dit reizen zonder doel zijn met name dichters die natuurbeschrijvingen geven (Wordsworht, zie Alain de Botton). In de natuur ontdekt men de ervaring van het sublieme: de pure grootsheid, overmacht en ongenaakbaarheid van de natuur.
Het verhevene confronteert ons met een macht die zich niets aan ons gelegen laat. Die macht is daarmee ‘verheven’ boven, is meer dan het goede, schone en ware. Het sublieme appelleert aan een godservaring: een ervaring van iets totaal anders, niet in menselijke maat te vangen en zich niet aan de menselijke maat storend. De god van het deïsme die de wereld met de precisie van een klok geschapen had, de veer opgewonden en nu toekijkt hoe de zaak afloopt. De ervaring van het sublieme is te vergelijken met Truman die in de Truman Show kleine gebeurtenissen ziet die iets van een realiteit buiten zijn perfect gerunde nieuwbouwwijkje laten zien: aanvankelijk niet te plaatsen, verontrustend, en intrigerend.
Met dat de idee van het verhevene wordt geformuleerd, ontstaat de heimwee naar die ervaring en uit die heimwee ontstaat het toerisme. Eerst elitair, maar duidelijk met een tweeledig doel: het reizen op zoek naar de ervaring van het verhevene. Nu dus geperverteerd tot reizen zonder doel.