Posted: 18 Nov 2019 | h-en-s
De afgelopen weken dook de hongerwinter op bij het duiden van de boerenacties, recent nog in NRC (15 nov. 2019). Nederland is er trots op dat we de tweede agro-exporteur in de wereld zijn, iets van 75% van onze agro-productie wordt geëxporteerd. Omdat we na de hongerwinter zeiden: “nooit meer honger”? Nu heb ik de oorlog niet meegemaakt, maar ik vind dit een rare kronkel. De hongerwinter was volgens mij niet het gevolg van structureel achterblijvende productie (de Noordoostpolder werd ontgonnen tijdens de oorlog!), maar van een door oorlogshandelen ontwrichte landbouw en distributie, verergerd nog doordat de bezetter zijn logistiek vernuft vooral inzette voor het transporteren van personen uit West-Europa naar bepaalde plaatsen in het tegenwoordige Oost Polen.
Toen we in 2012 met de foodFIRST seminars begonnen op de Floriade, vroegen we ons af hoe we in 2050 de verwachte 9 miljard mensen zouden moeten voeden. De landbouwproductie was in 2012 volgens de FAO voldoende voor de 6,5 miljard mondjes die gevoed moesten worden – honger was dus niet nodig, maar gevolg van logistieke problemen en economische ongelijkheid. Het meest schrijnende was dat er genoeg voor iedereen was óndanks dat we tussen akker en eettafel tussen de 30 en 40% verspilden. Bruto produceerden we in 2012 al genoeg voor de ruim 9 miljard mensen die in 2050 met ons samen zouden aanschuiven.
De productiviteit van de landbouw is enorm gestegen sinds de boer een trekker kocht, zijn paard naar de slager bracht en daarna de technologische sprong maakte met de groene revolutie. Intussen zitten we in Nederland aan de grenzen van wat we met de technologie nog duurzaam kunnen boeren. Landbouw voor de export trekt een onevenredige, en daarmee onredelijke, wissel op de leefbaarheid. Nederland heeft een agrarisch waterhoofd, zoals IJsland tien jaar geleden een financieel waterhoofd had.
Het probleem is het economische systeem waarin alle boeren meedoen en waarin de productie van bulkproducten voorop staat. Maar onder de tucht van financieel rendement leveren bulkproducten gewoon niets op; de toegevoegde waarde van de eindproducten, daar gaat het om. Dat hebben de Afrikaanse landen geleerd na de de-kolonisatie, want wie verdiende aan die ertsen, koffie, cacao die zij produceerden? Neem nou koffie: 15% van de waardeketen blijft in het land van de koffieboer, waarvan dan 2 procent punten toegevoegde waarde, winst, voor de boer is (cijfers te vinden bij Moyee Coffee). 85% van de prijs van je pakje roodmerk gaat naar de tussenhandel en de brander en verpakker die het bakje troost aan u verkoopt (en naar George Clooney …).
Die melkveehouders in Nederland hebben zich in dezelfde situatie gemanoeuvreerd. Een paar jaar geleden is het melkquotum afgeschaft. Boeren blij: investeren (met hulp van de Rabo), meer produceren, ‘meer boer zijn’. Totdat door de verhoogde productie de melkprijs instort – daar sta je met je schuld bij de bank, en dan zeggen ze ook nog dat de helft van de veestapel weg moet. Met de helft van het aantal boeren en minder intensieve veehouderij, zullen we nog steeds producten exporteren. Maar we zullen met ‘Wageningen’ en de andere opleidingen ook nog steeds het landbouw-kenniscentrum van de wereld zijn, want om met zo weinig land zo veel te produceren, moet je wel een super hoogwaardige landbouw hebben. Dat moet dan het Nederlandse exportproduct zijn, zodat elders de landbouw op een hoger plan komt en niet verloren gaat vanwege de dumping uit ‘Europa’. Technologisch en logistiek is het mogelijk om steden als Lagos en Nairobi dagelijks vanuit de Rungis Markt bij Parijs van verse groenten en vlees te voorzien. Maar wil jij als boer dat jíj, en niet een boer in Nigeria, verdient aan het dagelijks voedsel dat in Lagos in de winkel ligt?
Ondertussen betekent het dat er onherroepelijk minder boeren in Nederland zullen zijn. In de jaren vijftig van de vorige eeuw konden we nog de boerenkinderen naar Canada of Nieuw Zeeland laten emigreren, of een scheerapparatenfabriek in Drachten bouwen. Nu is het harde en verdrietige perspectief voor menig boer dat er geen bedrijfsopvolging mogelijk is en dat het land waarop zijn vader, zijn grootvader, zijn overgrootvader, hebben geploegd en gehooid aan iemand anders vervalt of tot ‘natuur’ wordt omgebouwd. Omdat we te goede boeren zijn geworden. Als het even meezit, staan binnen honderd jaar de boeren van Kenia of Nigeria op ‘hun Malieveld’ met hetzelfde probleem.
Posted in Column
Tags: boeren, klimaatverandering, landbouw, Urgenda